Schlagwort-Archive: Standardsprache

100 Sprachen, alles Wurst – ein Rant

Wenn man sich online in sprachbegeisterten Kreisen bewegt, muss man nicht lange danach suchen: Früher oder später erscheint in der Timeline eine Landkarte, auf der, farblich kodiert, gezeigt wird, welches Wort für ein bestimmtes Konzept »in anderen Sprachen« verwendet wird. Die Karten sehen zum Beispiel so aus wie diese Karte unter dem Titel The word for sausage in various European languages. Es geht mir nicht darum, diese spezielle Karte zu kritisieren oder die Tatsache, dass sie auf Twitter gepostet wurde. Sie ist bloß ein geeigneter Anlass für mich, zu erläutern, warum ich solche Karten im Allgemeinen scheiße finde und dafür plädiere, damit aufzuhören, sie zu teilen.

Erstens stellen solche Karten einen unzulässigen Zusammenhang von Staat und Sprache her. Wenn eine Gegend auf so einer Karte eine bestimmte Farbe bekommt, kann man das schwer anders interpretieren, als dass im gesamten gezeigten Gebiet derselbe Begriff verwendet wird. Für die meisten Gebiete trifft das nicht zu. Der Begriff auf der Karte stammt meist aus einer in dem Gebiet verwendeten Standardsprache – also einem Dialekt, der durch historische Zufälle einen höheren Status hat als andere Dialekte. Aber fast überall werden regionale Varietäten gesprochen, in denen andere Formen verwendet werden. Selbst, wenn man die Karte nicht so reduktionistisch interpretiert, wie ich es hier unterstelle, erfährt man über alle Varietäten außer der Standardsprache meist wenig. Kurioserweise sind die Leute, die solche Karten teilen, oft diejenigen, die sich den Rest der Woche den Mund fusselig reden, dass Dialekte auch Sprachen sind (also, dass Vorderpfälzisch oder Obersächsisch nicht schlechter oder besser ist als Standarddeutsch, nur weniger weit verbreitet) und dass nichts dagegen spricht, etwas anderes zu sprechen als Standardsprachen. Am Sonntag posten diese Leute dann so eine Karte, in der jedes Land ein einfarbiger Block ist, in dem es nur ein Wort für ein bestimmtes Ding gibt. Das macht für mich keinen Sinn. Übrigens: Es gibt auch Sprachen, die nicht in einem (kontinuierlichen) Gebiet gesprochen werden. Ein klassisches Beispiel ist Jiddisch – aber auch andere Sprachen haben eine große Diaspora. Wie solche Sprachen auf solchen Karten auftauchen, kann man sich vorstellen: meist gar nicht.

Weiterlesen

Heel veel mensen denken van eh ‘Me vrijheid gaat nu weg’

De NOS heeft afgelopen week een artikel gepubliceerd onder de titel ‘Avondklokzaak Viruswaarheid is rechtsstaat in optima forma over het al dan niet afschaffen van de avondklok. In dat artikel stond ook een filmpje met wat voxpopjes, onder andere van een jonge vrouw. De voxpopjes waren ondertiteld (dat kan gebeuren) – en over die ondertiteling verbaasde ik me. Hier leg ik uit waarom.

Dit is wat er in de ondertitels stond terwijl de jonge vrouw aan het praten was.

Ik denk wel dat heel veel mensen denken … ‘mijn vrijheid gaat nu weg’, maar ik denk ook dat de mensheid zich moet realiseren … als wij dit nu niet doen en dit blijft zo doorgaan dat corona ook veel langer blijft. En dat we dan nog veel langer in een lockdown zitten dan als we nu gewoon even blijven volhouden.

En dit is hoe ik dat wat de vrouw zei, zou opschrijven in een exacte orthografische weergave. Let wel: dit is niet hoe de ondertitels er volgens mij zouden moeten uitzien. Daar kunnen we het straks nog over hebben. Het is een poging om dat wat de vrouw zei, zo nauwkeurig mogelijk in geschreven taal te vangen zonder gebruik te maken van speciale tekens die in taalkundige transcripties gebruikt worden.

Ik denk wel dat heel veel mensen denken van eh ‘me vrijheid gaat nu weg’, maar ik denk ook dat de mensheid moet realiseren van als wij dit nu niet doen en dit blijft zo doorgaan dat de corona ook veel langer blijft. En eh dat wij dan nog veel langer in een lockdown zitten dan als wij nu gewoon even blijven volhouden.

Laten we op zoek gaan naar de verschillen – aan de hand van zes kleine woordjes:

Weiterlesen

Auf ein Glas mit dem Wi(e)rtschaftsminister

Wenn Leute miteinander verwandt sind, kann man das manchmal sehen. Bei Sprachen ist es nicht anders. Wenn Sprachen (oder anders formuliert: Varietäten – ein Oberbegriff für Sprachen, Dialekte und alles dazwischen) einen gemeinsamen Ursprung haben, gibt es Gemeinsamkeiten in allen Bereichen: Aussprache, Wortstruktur, Satzbau usw. Auch verwenden eng verwandte Sprachen oft ähnliche Wörter für dieselben Dinge. Dann kann man eventuelle Gemeinsamkeiten noch leichter erkennen. Dem deutschen Wort Apfel zum Beispiel entsprechen das englische Wort apple und das niederländische Wort appel, die man offensichtlich ein bisschen anders schreibt als das deutsche Wort (und zwar, weil man sie auch ein bisschen anders ausspricht) – aber die Verwandtschaft ist erkennbar. Dem Wort Apfel entspricht aber auch das französische Wort pomme. Auf Basis dieser vier Wörter muss man davon ausgehen, dass das Französische mit dem Deutschen weniger eng verwandt ist als das Niederländische und das Englische. (Das stimmt auch, aber vier Wörter sind zugegebenermaßen eine etwas magere Datengrundlage.) Dass Apfel gerade im Deutschen (genauer: im Standarddeutschen, das umgangssprachlich auch als ›Hochdeutsch‹ bezeichnet wird – grob gesagt: tagesschau-Deutsch) einen pf-Laut hat und im Englischen (genauer: im Standardenglischen) und Niederländischen (genauer: im Standardniederländischen) einen p-Laut, ist ein sprachgeschichtlicher Zufall. Aber es ist ein Zufall, der einer Systematik folgt: Nimmt man sich andere Wörter, die im Deutschen ein pf haben (Kopf, Pforte, stopfen), und sucht nach einem Äquivalent im Englischen oder Niederländischen, findet man dort auch einen p-Laut (nl. kop, engl. port, nl. stoppen) – unabhängig davon, ob die Bedeutung in beiden Sprachen exakt übereinstimmt. Aus diesen systematischen Unterschieden kann man Rückschlüsse ziehen auf den genauen Grad der Verwandtschaft der Sprachen oder darauf, wie das Wort in früheren Zeiten, über die vielleicht keine Belege vorliegen (oder zumindest nicht für jedes Wort), gelautet haben muss. Der Vergleich ist aber auch dann interessant, wenn man ihn auf der Ebene der heutigen Sprachverwendung zieht.

Weiterlesen

Taalvitaliteit en spreektaal

Wat zou je moeten doen om bij nieuwe doelgroepen belangstelling te wekken voor het Gronings? Hoe breng je de vitaliteit van het dialect omhoog? Naar aanleiding van commentaren van Eltje Doddema en anderen (waarvoor wederom dank) wil ik een poging doen om een aantal aspecten nader te belichten die een zinvolle discussie over deze vraag in de weg lijken te staan. Het finale antwoord komt daardoor helaas niet dadelijk tevoorschijn, maar misschien iets dichterbij.

Een van de grootste struikelblokken voor een debat over ontwikkelingen in het dialect – nou ja, over taal in het algemeen – is een vermenging en verwarring van drie concepten: schrift, grammatica, lexicon. Laat ik eens samenvatten wat men er in het algemeen onder verstaat: als je alle woorden die in een taal worden gebruikt, op een rij zou zetten, kreeg je het lexicon van deze taal, haar woordenschat. Dit zogenaamde lexicon is op het eerste gezicht niets dan een lijstje van woorden en woorddelen. Dat lijstje woorden kun je echter niet los zien van wat ‘grammatica’ wordt genoemd: hoe deze woorden zijn opgebouwd, hangt er namelijk bijvoorbeeld van af hoe de taal in kwestie morfologisch, qua vormleer dus, in elkaar zit. Hoe je de woorden uitspreekt, bepalen fonologie en fonetiek. De syntaxis gaat erover hoe je woorden kunt combineren tot zinnen – en ga zo maar door. Je zou de grammatica en het lexicon als twee kanten van dezelfde medaille kunnen beschouwen. Dat is de essentie van taal. Het moment in de ontwikkeling van de mens waarop gesproken taal ontstond, is niet bekend. Misschien was het een paar tienduizend jaar geleden – of toch een paar miljoen? We weten wel dat het schrift er aanzienlijk later bijkwam en ons Latijnse alfabet nog veel later. We weten ook dat je gesproken taal, als kind in ieder geval, gewoon kunt leren door eraan blootgesteld te worden. Je pikt het uit je omgeving op. Het leren van schrift daarentegen vereist expliciete instructie. En natuurlijk een schriftsysteem – honderden talen hebben dat niet eens, om van zoiets als spellingconventies nog maar te zwijgen. Orthografische regels voor het onderwijs zijn ook in de talen die er inmiddels over beschikken, redelijk recent en, anders dan de grammatica en de woordenschat, ook redelijk willekeurig.

Weiterlesen

Uniformiteit en afstand

In mijn blogpost van 19 april heb ik op een terloopse manier verwezen naar een tekst van Eltje Doddema met de titel “Oremus of de wizzel noar de toukomst”. Met slechts een paar woorden heb ik geprobeerd om samen te vatten waarvoor Doddema in zijn tekst pleit en waarom ik van zijn voorstel niet overtuigd ben. Misschien heeft mijn (ver)korte samenvatting zijn proposities niet helemaal recht gedaan want Doddema zelf plaatste het volgende commentaar op deze site (waarvoor dank):

U schrijft dat ik „een geplande verandering naar het Nederlands toe“ voorsta, echter dit is anders dan de insteek welke ik kies nl. „zo stoef meugelk bie t Nederlands blieven“

Het lijkt me de moeite waard om zijn ideeën nog eens nader te bekijken. Het is een interessante kwestie hoe bovenregionale (streek)taalvariëteiten überhaupt ontstaan. Niet minder interessant zou het antwoord op de vraag zijn of en, zo ja, hoe dit soort ontstaansprocessen aangezet of beïnvloed kunnen worden zodat een standaardisering kan plaatsvinden. Maar laten we allereerst nog eens kijken naar wat Eltje Doddema over het Algemain Beschoafd Grunnegers (ABG) schrijft.

Er moet “ain spellen en grammoatikoa kommen” voor het Gronings – deze stelling staat centraal in zijn tekst. Een onoverzichtelijke wirwar van varianten zou “gain nuigen om joe in t Grunnegs te verdaipen” zijn. Als iedereen zich aan zijn eigen Gronings blijft vastklampen, wordt het volgens Doddema alleen maar moeilijker om het dialect te behouden en te leren. Om de belangstelling voor het Gronings aan te wakkeren, zou er een “geschikt aanbod […] dat voldut aan nije standoards” gecreëerd moeten worden. Maar waar haal je zo’n nieuwe standaard vandaan? Doddema stelt voor om “t heft in handen [te] nemen” en de regels van het ABG volgens bepaalde basisprincipes “mit gezond verstand” vast te leggen. Als ik hem niet verkeerd begrijp, zet hij zich er voor in dat de beslissing hoe het ABG eruit zou moeten zien, op een systematische manier en in overleg genomen wordt. Het belangrijkste uitgangspunt is dat voor vormen gekozen moet worden die “zo stoef meugelk bie t Nederlands” staan. De standaardisering voltrekt zich volgens Doddema niet spontaan, maar vereist – naast weloverwogen beslissingen over de nieuwe regels – ook “wil en deurzettensvermogen” van de kant van de voorstanders van het ABG.

Weiterlesen